Het Stabat mater van Dvořák wordt traditioneel gezien als een reactie op de dood van zijn drie kinderen De componist had al een eerste versie van het werk geschreven na de dood van zijn eerste kind in augustus 1875, zijn dochter Josefa. Zij stierf slechts twee dagen na haar geboorte. Zes maanden later, in februari 1876 begon Dvořák aan deze partituur. In zijn oorspronkelijke vorm had het werk slechts zeven delen met slechts een pianobegeleiding. Niettemin kan deze oorspronkelijke versie worden beschouwd als een volwaardige compositie en het komt grotendeels overeen met de definitieve versie. Pas na de dood van de 2 andere kinderen van Dvořák, zijn 11-maanden oude dochter Ruzena en zijn eerstgeboren zoon Otakar in 1877 heeft Dvořák dit stuk weer opgepakt en herzien in de vorm die we vandaag kennen: hij heeft nog drie stanza’s toegevoegd en verving de piano door een orkestbegeleiding. Hij voltooide het werk in november 1877, waarna het in 1881 werd uitgegeven. Het Stabat Mater is het eerste werk van Dvořák op een religieus thema. Het is verdeeld in tien afzonderlijke delen; het eerste en het laatste deel zijn thematisch verbonden.

De tekst van de middeleeuwse hymne Stabat mater wordt vaak toegeschreven aan de Italiaanse Franciscaner monnik Jacopone da Todi (1230-1306). De liturgische tekst werd verwijderd uit de officiële liturgie door het Concilie van Trente, maar in 1727 weer hersteld door paus Benedictus XIII. De Latijnse tekst beschrijft de bijbelse scène van de kruisiging van Christus vanuit het perspectief van de moeder, wiens zoon stervende is aan het kruis. Dit gegeven heeft in de loop der eeuwen tientallen componisten en musici geïnspireerd, waaronder Palestrina, Pergolesi, Haydn, Rossini en Verdi. Meer recent is ook een moderne versie gecomponeerd door Karl Jenkins. Dit stuk is in 2014 tweemaal uitgevoerd door het Projectkoor Brandpunt.

Het Stabat Mater is een van de beroemdste middeleeuws-Latijnse gedichten op de Moeder Gods in haar smart om de gekruisigde Christus. Het is genoemd naar de beginwoorden van het gedicht, Stabat mater dolorosa (Nederlands: ‘De moeder stond bedroefd’).

De tekst van het Stabat Mater stamt uit het midden van de 13e eeuw maar de schrijver is niet met zekerheid bekend. InStabat mater van Dvořák de 15e eeuw kreeg het Stabat Mater de rol van hymne in de katholieke liturgie. Het werd dan gezongen op 15 september, de dag waarop het “Feest van de Zeven Smarten van Maria” werd gevierd. Het Concilie van Trente (1543-1563) besloot echter het Stabat Mater weer uit de liturgie te verwijderen, omdat het te profaan zou zijn (meerstemmige muziek en gebruik van niet-Bijbelse teksten in de liturgie werden als profaan gezien). Het gedicht behoort sinds 1727 op gezag van Paus Benedictus XIII, weer officieel tot de katholieke misgezangen van het feest van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten (15 september). Daarnaast werd het sindsdien ook gebruikt als onderdeel van de “Veertien statiën van de Kruisgang” tijdens de lijdensweek voor Pasen. Er zijn verschillende Gregoriaanse melodieën bekend, van zowel voor als na de invoering van het Stabat Mater als sequentia bij het feest van de Zeven Smarten van Maria.

Het Stabat Mater is veelvuldig op muziek gezet, onder andere door Boccherini, d’Astorga, Diepenbrock, Haydn, Jenkins, Lassus, Palestrina, Pärt, Penderecki, Pergolesi, Poulenc, Rheinberger, Rossini, A. Scarlatti, D. Scarlatti, Swerts, Szymanowski, Verdi en Vivaldi.